Nieuwsbrief 2024-03
/sites/default/files/Nieuwsbrief%202024.03.pdf
Betalingen aan belastingparadijzen
Recent heeft de fiscus een belangrijke doorbraak bereikt in de strijd tegen belastingontduiking. Deze doorbraak is er gekomen nadat de BBI (Bijzondere Belastinginspectie) via advocaten en adviseurs gegevens heeft bemachtigd van klanten bij de EPB (Euro Pacific Bank). Dankzij deze geheime bankrekeningen konden zij wereldwijd aankopen doen met zwart geld. Bij deze fiscale constructies zouden onder meer 57 Belgen betrokken zijn waarvan al vier dossiers onderzocht zijn. Dit heeft geleid tot een invordering van ongeveer 800.000 EUR aan achterstallige belastingen, inclusief boetes en belastingverhogingen.
De hele operatie heeft aangetoond dat zelfs gewone burgers inkomsten konden versluizen naar exotische rekeningen. Zo was er een vrouw die haar maandelijkse vergoedingen voor projectmanagementdiensten in het Verenigd Koninkrijk liet storten op haar rekening bij de EPB in Puerto Rico zonder ze aan te geven in België. De vrouw zelf woonde hier in België en kon via haar betaalkaart transacties blijven uitvoeren hier in België. Een andere persoon die actief was in de IT-consulentendiensten factureerde deze diensten via een postbusvennootschap op de Seychellen. Zo ontving ook hij zijn vergoedingen belastingvrij op zijn rekening bij de EPB. Deze onthullingen zouden niet mogelijk geweest zijn zonder een intensief en sterk internationaal samenwerkingsverband. En die internationale samenwerking begint de laatste jaren heel vlot te draaien.
Betalingen aan belastingparadijzen, je hoort het steeds meer en meer. Maar hoe gaat onze fiscus daar mee om?
Sinds 01/01/2010 legt art. 307/2 WIB 92 aan vennootschappen de verplichting op om betalingen aan belastingparadijzen te melden bij de fiscus. Na heel wat gesleutel over de jaren heen is de laatste belangrijke wijziging een aanpassing aan de omschrijving van de maximum grens van 100.000 EUR vanaf 01/01/2021. Om de belastingontduiking via betalingen aan belastingparadijzen nog meer tegen te gaan wordt er een extra voorwaarde toegevoegd aan het reeds bestaande artikel 307, §1/2 WIB dat nu luidt als volgt:
“Art. 307, §1/2, lid 4 WIB “De in het eerste lid bedoelde aangifte moet slechts worden gedaan voor zover het totaal van de betalingen die tijdens het belastbare tijdperk werden gedaan vermeerderd met de tijdens het belastbare tijdperk vastgestelde toename van de schulden aan de in het eerste lid bedoelde personen of vaste inrichtingen, een minimum bedrag van 100.000 euro bereikt.”
Door de voorwaarde op te nemen dat voortaan ook de toename van korte termijnschulden meegerekend moeten worden in het drempelbedrag van 100.000 EUR is een gespreide betaling voor bepaalde transacties niet langer een oplossing om een verplichte melding te vermijden. De melding moet gebeuren in de aangifte vennootschapsbelasting via het formulier 275 F als bijlage.
Om te bepalen of een land een belastingparadijs is, wordt er in artikel 307 verwezen naar drie lijsten (OESO-lijst, Belgische lijst en Europese lijst) maar is er ook een definitie opgenomen. Dat kan natuurlijk weer tot discussies leiden waardoor een land als Hongkong, dat niet in de Belgische lijst staat, toch veiligheidshalve vaak op formulieren 275 F staat opgenomen.
In hetzelfde artikel 307, maar dan in §1/1 staat een gelijkaardige regel tegen belastingontduiking maar dan in de aangifte personenbelasting. Hierdoor worden natuurlijke personen via die aangifte verplicht om buitenlandse bankrekeningen, buitenlandse verzekeringen en juridische constructies te melden.
Onze nieuwsbrieven geven een stand van zaken weer en zijn louter informatief. Deze informatie mag niet als juridisch of fiscaal advies of advies van om het even welke aard worden beschouwd.
Behoedzaamheid is aangewezen bij de interpretatie en de toepassing van de verstrekte informatie, onder meer vanwege de frequente wijziging van de juridische en fiscale wetgeving in deze materie.