Nieuwsbrief 2020-02

/sites/default/files/nieuwsbrief%202020.02.pdf

Dividenduitkering: voorafgaande 'testen'

Sinds het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (afgekort ‘WVV’) mogen de meeste vennootschappen niet langer zomaar overgaan tot een dividenduitkering aan de aandeelhouders. Daarvoor moeten er eerst twee ‘testen’ worden uitgevoerd:

          1. Nettoactieftest / Balanstest:

Een dividenduitkering is verboden als hierdoor het nettoactief daalt tot onder het bedrag van het onbeschikbaar eigen vermogen. De beoordeling gebeurt op de laatst goedgekeurde jaarrekening of een recentere staat van activa en passiva. Dit betekent dat ook het resultaat van het lopende boekjaar mag aangewend worden voor een dividenduitkering.

          2. Liquiditeitstest:

Een dividenduitkering is verboden als het bestuursorgaan meent dat de vennootschap hierdoor haar schulden niet zal kunnen betalen over een periode van 12 maanden. Hierbij moet rekening gehouden worden met normale toekomstige ontwikkelingen en met gebeurtenissen in de verdere toekomst waarvan het bestuursorgaan reeds kennis heeft. De beoordeling gebeurt op basis vaan een kasstroomoverzicht, eventueel onder de vorm van een financieel plan. Het bestuursorgaan moet hierover een verslag opmaken.

Dit zijn dwingende bepalingen in het ‘WVV’ waardoor ze ook al van toepassing zijn voor bestaande vennootschappen die niet expliciet gekozen hebben voor toepassing van alle bepalingen van het ‘WVV’ (‘opt-in’).

Overtreding van deze regels kan tot een terugvordering van de uitbetaalde bedragen leiden. Goede of kwade trouw speelt daarbij zelfs geen rol. Juristen achten het zelfs mogelijk dat  de belastingadministratie een terugbetaling van de ingehouden roerende voorheffing zou durven weigeren omdat het gaat om een bestuurs- of beoordelingsfout die aan de oorsprong ligt van de uitkering en geen materiële vergissing.

Procedure bezwaarschrift

Bij discussies met de fiscus zijn altijd bepaalde proceduregels na te leven. Dit zowel door uzelf als door de belastingadministratie. In een Vonnis van de Rechtbank van eerste aanlag van Leuven werd de belastingadministratie daar op 8/02/2019 op terecht gewezen. De belastingadministratie stelt dat een fiscaal verzoekschrift niet ontvankelijk is. Het door de wet georganiseerde administratief beroep werd namelijk niet voorafgaandelijk en op regelmatige wijze ingesteld. Volgens de fiscus was het bezwaar dat door eiser werd ingediend laattijdig.

De rechtbank stelt vast dat de fiscus geen stukken bijbrengt waaruit blijkt dat de beroepsmogelijkheden (beroepsinstantie, bezwaartermijn, …) werden vermeld in het aanslagbiljet of in de kennisgeving van de betwiste belastingaanslag. Bijgevolg is de bezwaartermijn ten vroegste beginnen lopen op het moment van de betekening aan eiser van het fiscaal dwangbevel met betrekking tot deze belastingaanslag zodat hij tijdig bezwaar heeft aangetekend.

De conclusie van de rechtbank is dan ook dat het fiscaal verzoekschrift tijdig werd neergelegd na de beslissing die met betrekking tot zijn bezwaar werd genomen. Of de zaak hiermee volledig gewonnen is, valt nog af te wachten. Want over de eigenlijke betwisting  wordt geen beslissing genomen dus daarover worden de debatten heropend.

 

 

 

DISCLAIMER
Onze nieuwsbrieven geven een stand van zaken weer en zijn louter informatief. Deze informatie mag niet als juridisch of fiscaal advies of advies van om het even welke aard worden beschouwd.
Behoedzaamheid is aangewezen bij de interpretatie en de toepassing van de verstrekte informatie, onder meer vanwege de frequente wijziging van de juridische en fiscale wetgeving in deze materie.
Samenvatting: 
Dividenduitkering: voorafgaande ‘testen’, Procedure bezwaarschrift